Door Frank Beuken
“Afghanistan? Maak je nu een grap? Daar is het toch hartstikke gevaarlijk? Jezus, Kees, zeg dat dit een geintje is.” “Luister,”zegt hij op zeer bedaarde toon. “Ik zal je de details in de loop van de week geven. Praat erover met je vrouw. Je kunt mij een antwoord geven wanneer jullie het erover eens zijn, of niet natuurlijk. Maar niet later dan begin volgende week graag. Overigens, maak je geen zorgen. Je komt niet eens in de buurt van de Taliban of welke strijders dan ook. Je blijft veilig op het militaire kamp waar Nederlanders en Duitsers gestationeerd zijn.” “Duitsers!? Ook dat nog! Alsof de Taliban al niet erg genoeg is!” zeg ik gekscherend. In dit soort situaties waar belangrijke beslissingen genomen moeten worden begint mijn gevoel voor cynisme op te spelen. De chef is er duidelijk niet van gediend en zijn gezicht blijft strak in de plooi. “Sorry, Kees. Ik ga er serieus over nadenken en het met Pauline en de kinderen overleggen.” Kees en ik staan gelijk op en hij dirigeert mij het kantoor uit. Met zijn hand op mijn schouder en een genoegdoenend knikje loopt hij mee tot aan de deur. Hij klopt mij nog een paar maal op mijn schouder en steekt de duim van zijn andere hand omhoog. Ik loop met een teneergeslagen houding naar mijn kantoor en ik heb het gevoel dat iedereen mij aan zit te staren. Zonder op of om te kijken neem ik plaats aan mijn bureau en ik werk verder aan mijn verslag. Echt lang duurt het niet. Het voorstel van Kees houdt mij teveel bezig. Ik besluit naar mijn collega en vriend Bas te lopen en hem mee te vragen voor een kop koffie buiten de deur. Ik draai mij om en daar staat hij al achter mij. Bas is een goede vriend. Hij en zijn vrouw Iris komen regelmatig bij ons. Zij willen de stad dan ontvluchten en komen dan naar de Ooypolder om tot rust te te komen. Doorgaans logeren zij dan bij ons. Bas en ik zaten bij elkaar in de klas van de havo in Utrecht. Wij hebben altijd contact gehouden, Pauline en Iris kunnen het ook goed met elkaar vinden. Wij zien elkaar dus regelmatig. “Kom, Bas!” zeg ik vastbesloten. Ik sta op en neem mijn jasje van de rugleuning van de stoel. “Wij gaan koffie drinken. Ik wil jouw mening horen over het voorstel van Kees.” “Wat dan?” vraagt hij verwonderlijk. “Kom, laten wij naar buiten gaan. Ik vertel het je onderweg.” Vijf minuten later staan wij buiten. In de lift heb ik geen woord tegen Bas gezegd. Ik kan het voorstel nog niet plaatsen. Ik verkeer in een soort roes. Op je veertigste zie je al veel sneller de nadelen van dit soort avonturen. Een twintigjarige zou zo’n kans gelijk aangrijpen, en pas ter plekke de nadelen ervan ondervinden. Spijt en heimwee kunnen de tijd aldaar tot een hel maken. Op mijn leeftijd word je voorzichtiger. Natuurlijk is het spannend, maar ik besef terdege dat het ook een zeer vervelende tijd worden kan. Een man zoals ik, met een vrouw en kinderen, blijft zelf ook een groot kind maar naarmate je ouder wordt krijg je toch meer verantwoordelijkheidsgevoel. Onderwijl Bas en ik koffie drinken vertel ik hem het hele verhaal. “Maar dat is toch fantastisch nieuws, Jan-Willem?” roept hij uit. “ Nou, nou, Bas er komt natuurlijk wel veel bij kijken. Misschien vindt Pauline het een belachelijk idee of misschien huilen de kinderen bij het nieuws, alhoewel.. mijn zoon zal dit als een buitenkans zien om zich meer vrijheden toe te eigenen. Pauline is wat makkelijker met het toegeven aan Robbie. Vooral wanneer hij zijn smekende blik uit de kast haalt. Anne is klein en zal het niet zo begrijpen. Zij beseft het waarschijnlijk pas wanneer ze mij mist.” Kom op, Jan-Willem! Ik heb het gevoel dat je het hele plan al bij voorbaat afschiet, zogenaamd omwille van je gezin. Volgens mij doe jij je het in je broek van de angst. Je durft niet te gaan. Geef dat nu maar toe.” Ik zucht eens diep en knik bevestigend. “Je zult wel gelijk hebben, Bas maar toch zegt er iets in mij dat ik het moet doen.” “Het is natuurlijk wel een hele carrièresprong” zegt Bas. “Weet je, laat het nu eerst even bezinken. Vanavond bespreek je het eerst met Pauline en wanneer zij hier positief op reageert dan spreek je met de kinderen. Misschien heb je wel even kortstondig met een drama te maken, maar dit zijn buitenkansen, vriend. Je hebt in het verleden wel vaker gezegd dat je graag het avontuur zou willen opzoeken in het buitenland. Nu, dit is je kans. Grijp het met beide handen aan, jongen. Volgens mij krijg je later spijt wanneer je het zou afwijzen.” Ik kan eigenlijk niet meer doen dan Bas gelijk te geven en ik stel hem voor om terug naar kantoor te gaan. “Laat mij betalen, Bas. Deze krijg je van mij.” Hij slaat zijn arm om mijn schouders en wij glimlachen tevreden. Op kantoor bedank ik hem voor zijn luisterend oor en zijn raad. “ Al goed, man! Daar zijn vrienden voor.”
De rest van de dag heb ik aan niets anders meer gedacht. Zelfs de hele reis terug naar Nijmegen is compleet aan mij voorbijgegaan. Het laatste deel op de fiets haalde mij weer uit de roes van overpeinzingen. Onderweg ben ik afgestapt bij een bankje tegenover de Vlietberg. Ik zette mijn fiets tegen de zijkant van het net geschilderde bankje en nam plaats op de rugleuning, met mijn voeten op het zitgedeelte. Ik wreef een paar keer in mijn gezicht, haalde een aantal keer diep adem en boog voorover. Zo heb ik zeker een kwartier gezeten, alvorens ik de weg naar huis weer hervatte.
Pauline was al zeker een uur of twee geleden thuisgekomen. Zij schrok wat van mijn binnenkomst: “Jeetje, schat wat zie jij bleek! Gaat het wel goed met je?” “Ja, ik geloof het wel ja” en ik hoorde de diepe vertwijfeling in mijn eigen stem. “Ik vertel het je na het eten wel. Het is niets ernstigs, hoor.” Haar gezicht neemt de vorm aan van een zorgelijke echtgenote.“Kom!” Zij pakt mij bij mijn arm. “Je zult wel honger hebben.” Ik zucht even diep en loop gewillig met haar mee.